Economische geschiedenis Canarische eilanden
De Canarische Eilanden – Economische geschiedenis van koloniale exploitatie tot massatoerisme
Koloniale periode (15de-19de eeuw):
- Na de verovering van de Canarische Eilanden door Castilië en Portugal in de 15de eeuw werden de eilanden een belangrijk knooppunt voor de Atlantische handel.
- Suikerriet werd een van de eerste exportproducten. Plantages met tot slaaf gemaakte Afrikanen werden opgezet, vooral op Gran Canaria en La Palma. De suikerindustrie beleefde hoogtijdagen in de 16de eeuw.
- Wijnbouw ontwikkelde zich in dezelfde periode, met Malvasía (of Malmsey) als beroemdste wijn. Canarische wijnen werden geëxporteerd naar heel Europa en Amerika.
- In de 16de eeuw werd ook cochenille (een scharlakenrode kleurstof gewonnen uit de cochenilleluis) een belangrijk exportproduct, vooral op Tenerife en Lanzarote.
Moderne periode (19de eeuw-heden):
- In de 19de eeuw verdrongen goedkopere alternatieven de traditionele Canarische exportproducten. De economie verlegde zich naar nieuwe gewassen.
- Tomaten en bananen werden vanaf eind 19de eeuw op grote schaal verbouwd voor export, dankzij het gunstige klimaat dat jaarrond productie toeliet. Britse en later Spaanse bedrijven investeerden in deze nieuwe ‘cash crops’.
- Tomaten waren vooral bestemd voor de Britse markt, Canarische bananen voor de Spaanse. Rond deze exportlandbouw ontstond een uitgebreide infrastructuur van verpakkingsstations en havens.
- Toerisme kwam op vanaf de late 19de eeuw, eerst voor welgestelde Britten, en groeide explosief rond de jaren 1960 met de opkomst van het massatoerisme.
- Vandaag de dag is toerisme veruit de grootste inkomstenbron van de eilanden, gevolgd door de export van bananen en tomaten. Van de historische industrieën zijn alleen cochenille (voor cosmetica) en wijnbouw nog van betekenis.
Kwetsbaarheid Canarische Economie
De verschuivende zwaartepunten in de Canarische economie illustreren de kwetsbaarheid van eilanden die afhankelijk zijn van exportgerichte monoculturen en externe vraag. De omschakeling naar toerisme bracht welvaart maar ook nieuwe uitdagingen voor duurzaamheid en lokale controle.
- Net als eerdere koloniale industrieën leidde massatoerisme vaak tot uitbuiting en verstoring van lokale samenlevingen en ecosystemen in ontwikkelingslanden.
- Winsten vloeiden veelal terug naar westerse landen. Lokale bevolking had weinig controle en profiteerde slechts beperkt.
- Tegelijkertijd bracht toerisme broodnodige banen en inkomsten en stimuleerde het behoud van natuur en erfgoed.
- De relatie tussen (massa)toerisme en neo-kolonialisme blijft een punt van debat. Duurzame, lokaal gestuurde vormen van toerisme bieden kansen voor meer gelijkwaardige verhoudingen.